Bosuil

De bosuil is de grootste uilensoort in de Krimpenerwaard en heeft als meest opvallende kenmerk een forse ronde kop met grote donkerbruine ogen. Op de kop hebben ze, in tegenstelling tot de ransuil, geen oorpluimen.

De kleur van het verenkleed varieert van grijs tot roodbruin met opvallende donkere lengtestrepen. De mannetjes zijn doorgaans iets kleiner dan de vrouwtjes.

In onze directe omgeving is de bosuil de meest algemene uilensoort met ongeveer 40-45 broedparen. Hij is door de gehele waard heen wel te vinden. Het is een echte standvogel die zich zelden verder verplaatst dan een enkele kilometer van zijn nest. De jongen vestigen zich vaak binnen een straal van 10 km van het oudernest. Naast de natuurlijk nestholten in doorgaans grote en oude statige bomen broeden ze tegenwoordig ook regelmatig in speciale nestkasten. Dit zijn grote hoge houten kasten (40 x 60 cm) met een ruime invliegopening van ongeveer 15 cm, op een hoogte van 3 tot 5 meter van de grond. Maar ze broeden soms ook in kasten voor kerkuilen en torenvalken, tussen dakbeschot of zelfs in dichte klimop.

Ondanks zijn naam is de bosuil tegenwoordig goed vertegenwoordigd in het Groene Hart. Hij heeft zich landelijk sterk uitgebreid.

Overdag bevinden deze uilen zich vaak op een beschutte plaats. Roestend dicht tegen de stam of juist in een holte van een oude boom, in hun nestkastopening of in de nis van een gebouw. In het voorjaar zitten ze ook graag in het zonnetje.

Het menu van de bosuil is zeer gevarieerd en bestaat uit kleine zoogdieren, slakken en insecten. In de Krimpenerwaard is de veenmol (een grote, op en in de grond levende krekel) een bekende prooi. Maar ook kikkers, padden en vogels staan op het menu. In sommige gebieden zelfs grotere vogels zoals kauwen, gaaien en eksters. In de Krimpenerwaard valt de bedreigde steenuil, als directe voedselconcurrent, helaas ook nog wel eens ten prooi aan deze uil. Daarom zijn we als NVWK tegenwoordig erg terughoudend met het ophangen van nieuwe bosuilkasten.

De bosuil kan onder gunstige omstandigheden al vroeg in het jaar gaan broeden. Februari is dan niet ongewoon. Er worden twee tot zes eieren gelegd, die 28 tot 30 dagen bebroed worden. De uilskuikens verlaten na ongeveer vijf weken het nest. De jonge uilen, takkelingen, blijven dan nog wel in de buurt van het nest. Ongeveer 50% van de jongen die uitvliegen sterft binnen een jaar. Doodsoorzaak nummer één is het verkeer. Een bosuil kan ongeveer zestien jaar oud worden.