Regionale Energiestrategieën: basis ligt er, nog veel huiswerk

De eerste stappen om tot 30 regionale energiestrategieën (RES) te komen zijn gezet. Het goede nieuws is dat het doel van 35 TWh uit het Klimaatakkoord behaald kan worden. Daar staat tegenover dat er belangrijke verbeterpunten zijn om de energieplannen ook ten goede te laten komen aan bewoners, lokale maatschappelijke initiatieven en aan de natuur en het landschap. De energieplannen – bedoeld om de energietransitie per regio te realiseren – dreigen de aansluiting met de samenleving te missen. Dit blijkt uit de analyse van de Participatiecoalitie (gevormd door Natuur en Milieufederaties, Energie Samen, HIER, Buurkracht, LSA) samen met Jong RES, de Jonge Klimaatbeweging en de Klimaat en Energie Koepel.

In 2030 moet er op land 35 TWh schone energie opgewekt worden, zo is in het Klimaatakkoord bepaald. Het afgelopen anderhalf jaar is in 30 regio’s gestart met de vraag hoe en waar het best duurzame elektriciteit op land (wind en zon) kan worden opgewekt. In de zogeheten regionale energiestrategieën beschrijven de regio’s hun keuzes. Ondanks de coronamaatregelen is er veel werk verzet en liggen er goede aanknopingspunten. Tegelijkertijd laat de analyse nog flinke verbeterpunten zien voor de RES 1.0, die op 1 juli 2021 afgerond moet zijn.

Annie van de Pas (netwerkdirecteur Natuur en Milieufederaties): “De regio’s hebben hard gewerkt en de basis ligt er. Er is de komende maanden wel flink wat huiswerk te doen. De uitvoering van de RES 1.0 moet echt mét de brede samenleving. Dat is belangrijk om de doelen uit het Klimaatakkoord te halen. De Participatiecoalitie, Jong RES, de Jonge Klimaatbeweging en de Klimaat en Energie Koepel blijven hier aandacht voor vragen en met de RES-regio’s samen hard aan werken.”

Belangrijkste adviezen
1. Zet de deuren van de RES veel meer open voor bewoners, jongeren en omgeving, die nu onvoldoende betrokken worden. Dit kan ook digitaal. Zorg ervoor dat gemeenten hier ook de capaciteit en middelen voor hebben.
2. Financiële participatie van omwonenden en het streefpercentage van 50% lokaal eigendom komen voor in bijna alle plannen. Het moet alleen concreter wil het niet bij goede bedoelingen blijven. Het is belangrijk dat gemeenten dit opnemen in hun beleidskaders en door de RES aangemoedigd worden om te kijken hoe het wél kan.
3. Afwegingen hoe ecologische en landschappelijke waarden worden meegenomen, ontbreken of zijn niet transparant. Kom per regio tot een afwegingskader voor natuur en landschap bij de energietransitie, kijk meer integraal naar de kansen tussen energieopwekking en natuur en landschap.
4. Zorg voor meer afstemming tussen de RES-regio’s wanneer er belangrijke potentiële zoeklocaties aan verschillende RES-regio’s grenzen, of als er meer koppelkansen kunnen worden gevonden door samen op te trekken. Anders komen we in de uitvoering in de problemen.

Lees het rapport Analyse en aanbevelingen concept-RES

Bron: nieuwsbrief van september 2020 van de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland

Landbouw Krimpenerwaard landschapsinclusief

Het College van Rijksadviseurs heeft in drie regio’s onderzocht hoe landbouw ‘landschapsinclusief’ kan zijn. Eén van die regio’s is de Krimpenerwaard in het Groene Hart.

Gebied

Het veenweidegebied in de Krimpenerwaard behoort tot een van de meest waardevolle en kenmerkende landschappen van ons land. Het open polderlandschap met de smalle strokenverkaveling is typerend voor veenweidegebieden. De landbouw is er minder intensief dan in veel andere gebieden, waardoor de cultuurhistorische elementen en structuren van het gebied goed bewaard zijn gebleven. Al eeuwenlang wordt in de polder melkvee gehouden.

Opgaven

De boeren in de Krimpenerwaard staan voor een ongekend grote opgaven. De opgaven waar de landbouwsector als geheel voor staat, zoals verduurzamen en de reductie van stikstof, komen in de Krimpenerwaard samen met specifieke gebiedsopgaven zoals het tegengaan van CO2 emissies en bodemdaling in het veen en de zorg voor weidevogels en biodiversiteit.

De bodemdalingsopgave laat zien hoe complex het is: het instellen van hogere waterpeilen remt de uitstoot van CO2. De keerzijde is echter een groter risico op de vorming van andere broeikasgassen, zoals lachgas en methaan (waardoor beoogde klimaateffecten voor een deel weer teniet worden gedaan). Ook leidt het verhogen van het waterpeil tot verlies van het gewaardeerde agrarische cultuurlandschap en tot het vertrek van de melkveehouderij uit het gebied.

De zoektocht in de pilot was om een vorm te vinden van landschapsinclusieve melkveehouderij met minimale bodemdaling. Er wordt vandaag de dag al met relatief hoge peilen geboerd in de Krimpenerwaard, op die kennis en kunde kan worden voortgebouwd.

Toekomstperspectief

Het toekomstbeeld voor 2050 gaat uit van een landschap met kwaliteiten van vroeger en de technieken van nu. Op het landschapsinclusieve bedrijf van 2050 staan naast de productie van melk en vlees, het zo ver mogelijk halen van maatschappelijke opgaven voorop. Melkveehouderij blijft de drager in het gebied.  Een slimme landschappelijke zonering van de polder, met huiskavels, veldkavels en natuurkavels, ondersteunt de ontwikkeling van kringloopbedrijven. Het karakteristieke veenweidenlandschap wordt ook in 2050 door de boeren beheerd en de Krimpenerwaard is een parel in Nederland.

Bron: https://www.collegevanrijksadviseurs.nl/ bron;
Header: rapport “landschapsinclusieve pilot Krimpenerwaard
Zie ook het bericht over Stop bodemdaling in veenweidegebieden

Stop bodemdaling in veenweidegebieden

In landelijke veenweidegebied daalt de bodem. Dit komt voornamelijk doordat het waterpeil wordt verlaagd om landbouwkundig gebruik mogelijk te maken. Verlaging van het waterpeil veroorzaakt veenoxidatie, waardoor de bodem daalt. Bodemdaling leidt tot steeds meer problemen, zoals CO2-uitstoot en teruggang in natuur- en waterkwaliteit. Bovendien leidt het tot oplopende kosten voor waterbeheer. Voortgaan op het pad van ontwatering, met aanhoudende bodemdaling en CO2-uitstoot tot gevolg, is op de lange termijn economisch, ecologisch en maatschappelijk onverantwoord. Met het oog op het tegengaan van de klimaatverandering en vermindering van CO2-uitstoot (ook uit veen) is terugdringing van bodemdaling zelfs onvermijdelijk. De adviesvraag luidt: welke keuzes moeten worden gemaakt om de negatieve effecten van bodemdaling in het landelijke veenweidegebied tegen te gaan en door wie?

De bodemdaling in veenweidegebieden wordt in dit advies besproken met het Groene Hart als voorbeeld. Veel van de bevindingen en conclusies uit het advies zijn echter ook van toepassing op veenweidegebieden buiten het Groene Hart.

Zie ook ons bericht Landbouw Krimpenerwaard landschapsinclusief

Teken voor een zee zonder plastic!

Plastic. Schildpadden stikken erin, walvissen hebben het in hun maag en albatrossen voeren het aan hun jongen. Teken nu de petitie van WNF!   

How to Beat Plastic

Wij mensen hebben het probleem veroorzaakt, en wij kunnen er ook echt iets aan doen. Er is wereldwijd actie nodig, want alleen samen zorgen we voor de oplossing. In februari 2021 is de Environment Assembly van de Verenigde Naties. Daar wil WNF 2 miljoen handtekeningen aanbieden, waarmee wordt gevraagd om een VN-verdrag tegen plasticvervuiling. In Nederland gaan we voor 200.000 handtekeningen. We zijn al over de helft!

Het verdrag moet:

  • strenge doelen stellen om plastic afval te verminderen voor elke lidstaat van de VN;
  • iedere staat verplichten om een nationaal actieplan te maken om die doelen te bereiken.

Lees meer en teken via deze link.

Adviesraad pleit voor verbetering van vitale bodems

Het gaat niet goed gaat met de landbouw-, bos- en natuurbodems in Nederland. In het advies ‘De bodem bereikt’ pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur voor een steviger aanpak in het bodembeleid. De zorg voor vitale bodems is een verantwoordelijkheid van de gehele samenleving, maar de overheid heeft hierin een belangrijke taak.

De zogeheten rurale bodems zijn belangrijk. Voor de landbouw, maar ook voor bosbouw, natuur, kwaliteit en opslag van (drink)water en koolstof. Daarom is een vitale bodem noodzakelijk. Die vitaliteit loopt gevaar door intensief gebruik en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Dit wordt verergerd door klimaatverandering: organische stof breekt hierdoor sneller af. Dit heeft consequenties voor het water-vasthoudend vermogen, de bodemvruchtbaarheid en de uitstoot van broeikasgassen. De met klimaatverandering gepaard gaande extremere weersomstandigheden vragen echter juist om een vitalere bodem die meer water en koolstof opslaat.

ZORG VOOR VITALE BODEMS

De zorg voor vitale bodems is een verantwoordelijkheid van de samenleving als geheel, maar de overheid heeft hierin ook een belangrijke taak. Zij moet er als eerste op toezien dat alle relevante actoren zich veel meer bewust worden van de urgentie van de zorg voor vitale rurale bodems met hun verschillende functies. Weliswaar zijn er tal van goede initiatieven, maar bij ketenpartijen en in beleid verdient de bodemvitaliteit meer aandacht.

MEERDERE FUNCTIES

Omdat de ruimte in Nederland beperkt is moeten de bodems voor meerdere functies kunnen worden gebruikt. Bijvoorbeeld voor landbouw en voor koolstofopslag in het kader van klimaatverandering of voor bos en water-opslag. Maar ook functies als landbouw en natuur kunnen samengaan. Dat kan echter alleen als de bodems vitaal zijn en als het bodemgebruik geen afbreuk doet aan die vitaliteit maar deze versterkt. Het houdt ook in dat bodems niet geschikt moeten worden gemaakt voor alle denkbare activiteiten en functies: functies volgen bodem. Het Rijk moet, uitgaande van dat laatste principe, bevorderen dat zo veel mogelijk wordt gestuurd op meervoudig bodemgebruik. Dit uitgangspunt moet worden vastgelegd in de Nationale Omgevingsvisie. Uitwerking daarvan moet primair plaatsvinden door de provincies, door het maken van ruimtelijke keuzes en met behulp van gebiedsgerichte processen.

ADVIESCOLLEGE

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur is het strategische adviescollege voor regering en parlement op het brede domein van de fysieke leefomgeving. De raad is onafhankelijk en adviseert gevraagd en ongevraagd over hoofdlijnen van beleid inzake de duurzame ontwikkeling van de leefomgeving en infrastructuur.

Natuur en Milieu Gelderland heeft via een expertsessie bijgedragen aan de totstandkoming van het rapport ‘De bodem bereikt’.

Rapport de bodem bereikt : https://www.rli.nl/sites/default/files/advies_de_bodem_bereikt_-_def.pdf

Bron: https://www.natuurenmilieugelderland.nl/nieuws/adviesraad-verbetering-bodems

Wees de ogen en oren in je buurt

Bij verbouwingen, renovaties, groot ­tuinonderhoud of bij nieuwbouw gebeuren door onnadenkendheid soms ­kleine ­natuurrampjes die voorkomen hadden kunnen worden. Een boom met een duivennest die wordt omgehaald in het broedseizoen, een schuur die gesloopt wordt waarin vleermuizen overwinteren, renovatie van een huizenblok waar onder de dakpannen altijd gebroed wordt. Het is bij wet verplicht om rekening te houden met de fauna, onze werkgroep Ruimtelijke Ordening kent de regels. Er zijn bijna altijd eenvoudige ­oplossingen, daarbij helpt RO ook. Wandel je regelmatig een stukje (met de hond?) door je eigen kern of buurt, wees dan daar de oren en ogen van onze onderbezette werkgroep RO. Ook kun je de plannen van omgevingsvergunningen checken – het gaat immers om het groen, de vogels en de natuur in je eigen wijk! Bij acute problemen of toekomstige plannen: neem contact op met de werkgroep RO. Iedereen kent zijn of haar directe leefomgeving het best, het kost nauwelijks extra moeite en je helpt de natuur, jezelf en iedereen in je wijk.

Omgekeerd is het voor de werkgroepleden van RO ook handig om te weten wie ze kunnen benaderen in een kern als hen iets ter ore komt, dus laat weten dat je meehelpt: Mariëlla van Gemeren, 06 18365815, en Leen Verschoor, 06 30575522 0180 682860, werkgroepro@nvwk.nl.
Of meld je aan via de knop onder aan deze pagina, of mail naar info@nvwk.nl.
Zo bouwen we een netwerk van natuurbewuste bewoners op in de Krimpenerwaard.